Model 1.11 - Wetsvoorstel niet-departementale begroting (inclusief eventuele programmabegrotingen)
Vaststelling van de begrotingsstaten van ... (...) voor het jaar 20..
VOORSTEL VAN WET
Ontvangen [dag maand jaar]
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de wet moet worden vastgesteld en dat artikel 2.1 van de Comptabiliteitswet 2016 bepaalt welke begrotingen tot de rijksbegroting behoren Rijk;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvindenen verstaan bij deze:
Artikel 1
De bij deze wet behorende begrotingsstaat voor het jaar 20.. wordt vastgesteld.
Artikel 2
De bij deze wet behorende begrotingsstaten inzake agentschappen voor het jaar 20.. wordt vastgesteld.
Artikel 3
De vaststelling van de begrotingsstaten geschiedt in duizenden euro's.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het onderhavige begrotingsjaar. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1 januari, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van ...
[in geval van een programmaminister]:
De Minister voor ...
TOELICHTING
In de kop van het wetsvoorstel wordt na de naam van de begroting tussen de haken het nummer van de begroting in Romeinse cijfers ingevuld, conform de nummering in de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (zie De inrichting van de rijksbegroting).
Een kamerstuknummer wordt door de Sdu Uitgevers in afstemming met de griffie van de Tweede Kamer aangebracht.
Toelichting artikel 2
Als er geen sprake is van agentschappen vervalt wetsartikel 2. In dat geval in de kop en in wetsartikel 4 «begrotingsstaten» vervangen door «begrotingsstaat» en de wetsartikelen 3, 4 en 5 vernummeren. Als er sprake is van één agentschap worden de woorden «de agentschappen» in artikel 2 vervangen door "het agentschap [naam van het betreffende agentschap]".
Toelichting ondertekening Minister
De minister ondertekent NIET het wetsvoorstel. De minister ondertekent wel de memorie van toelichting na onderdeel A, te weten de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel (en niet na onderdeel B, te weten de begrotingstoelichting). Zie toelichting model 1.30.
De begrotings- en verantwoordingsstukken van de programmaministers worden alleen ondertekend door de betrokken minister, tenzij de stukken ook agentschapsbegrotingen bevatten.
N.B. agentschapsbegrotingen bevatten apparaatsgeld. Een minister zonder portefeuille (programmaminister) kan niet verantwoordelijk zijn voor de personele component in het apparaatsbudget van het agentschap. Voor dit gedeelte van het apparaatsbudget moet de minister die met de leiding van het betrokken ministerie (en het ambtelijk personeel en het daarvoor benodigde apparaatsgeld) is belast, mede ondertekenen. Dit kan eventueel met de mede-namens-constructie.