Model 1.35 - Begroting baten-lastenagentschap

Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 20.. (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet t-2

Vastgestelde begroting, ontwerpbegroting of in voorkomende gevallen de 1e suppletoire begroting t-1

t

t+1

t+2

t+3

t+4

Baten

             

Omzet

0

0

0

0

0

0

0

waarvan omzet moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

waarvan omzet overige departementen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan omzet derden

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

0

0

0

0

0

0

0

               

Lasten

             

Apparaatskosten

0

0

0

0

0

0

0

Personele kosten

             

waarvan eigen personeel

0

0

0

0

0

0

0

waarvan inhuur externen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

0

0

0

Materiële kosten

         

0

 

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige materiële kosten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

             

Materieel

0

0

0

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

0

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

0

0

0

0

0

0

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

0

0

0

0

0

0

Kasstroomoverzicht over het jaar 20.. (bedragen x € 1.000)
   

Stand slotwet t-2

Vastgestelde begroting, ontwerpbegroting of in voorkomende gevallen de 1e suppletoire begroting t-1

t

t+1

t+2

t+3

t+4

1.

Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- totaal uitgaven operationele kasstroom

0

0

0

0

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- totaal investeringen

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- aflossingen op leningen

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4)

0

0

0

0

0

0

0

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Stand slotwet t-2

Vastgestelde begroting t-1

t

t+1

t+2

t+3

t+4

Omschrijving Generiek Deel

             

Kostprijzen per product (groep)

0

0

0

0

0

0

0

Tarieven/uur

0

0

0

0

0

0

0

Omzet per productgroep (PxQ)

0

0

0

0

0

0

0

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

0

0

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten (%)

...

...

...

...

...

...

...

               

Kwaliteitsindicator 1

...

...

...

...

...

...

...

Kwaliteitsindicator 2

...

...

...

...

...

...

...

Omschrijving Specifiek Deel

             

TOELICHTING

Er wordt gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke beschrijving. Voor het totale aantal pagina’s per agentschap geldt een indicatieve norm van 5 bladzijden met een maximum van 10. Het betreft hier een uitgangspunt waar met instemming van het Ministerie van Financiën kan worden afgeweken.

Omzet moederdepartement: omzet moederdepartement, inclusief de daaronder vallende baten-lastenagentschappen en/of SSO’s.

Omzet overige departementen: omzet alle departementen niet zijnde het moederdepartement, inclusief de bij deze departementen horende baten-lastenagentschappen en/of SSO’s.

Omzet derden: alle overige omzet niet afkomstig van moederdepartement , overige departementen en de hierbij horende baten-lastenagentschappen. Derden zijn bijvoorbeeld ZBO’s, burgers (leges) en bedrijfsleven (retributies).

Voor de definities van personele en materiële kosten wordt verwezen naar het model 1.34b.

De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Posten die niet separaat zijn vermeld in dit model maar die van belang zijn voor een goed inzicht in de baten, de lasten of het saldo van baten en lasten worden apart zichtbaar gemaakt.

Bijdrage van het moederdepartement aan de bedrijfsvoering kan niet als omzet worden begroot. Het uitgangspunt is dat bedrijfsvoeringskosten verwerkt worden in de tarieven.

Alle (sub)totalen dienen de som te zijn van onderliggende detailregels. Indien er één of meerdere «waarvan» wordt opgenomen welke niet gelijk is met of optelt tot het (sub)totaal dient er een «waarvan overig» te worden opgenomen.

In de toelichting wordt minimaal opgenomen:

  • De omzet verdeeld naar productgroepen op basis van een p*q-onderbouwing (prijs x hoeveelheid);

  • Een specificatie en toelichting van alle bijzondere baten en lasten;

  • De begroting van een baten-lastenagentschap dient sluitend te zijn (het totaal baten is gelijk aan het totaal lasten).

De meerjarige doorwerking (t tot t+4) van elke taakstelling dient eenmalig te worden toegelicht onder de post Omzet moederdepartement c.q. Omzet overige departementen. Hierbij dient aangegeven te worden op welke manier deze taakstelling(en) uitgevoerd word(t)(en). In de volgende begroting is de meerjarige reeks overeenkomstig verlaagd en zal de taakstelling niet meer apart zichtbaar zijn.

Het is niet noodzakelijk om de toelichting op de taakstelling zowel bij het beleidsartikel van het moederdepartement als bij de agentschapsparagraaf op te nemen. Indien mogelijk kan een verwijzing worden gemaakt vanuit de agentschapsparagraaf naar de toelichting op het desbetreffende beleidsartikel. Deze werkwijze is allen mogelijk bij baten-lastenagentschappen die volledig onder het moederdepartement vallen. Wanneer door een opdrachtgever van een ander departement een taakstelling wordt opgelegd aan een baten-lastenagentschap van het moederdepartement, kan niet verwezen worden naar de toelichting bij het andere departement. In die gevallen is het dus wel noodzakelijk om in de agentschapsparagraaf een toelichting op te nemen.

De maatregelen die genomen worden om de taakstelling in te vullen dienen toegelicht te worden in het eerste jaar dat de taakstelling zichtbaar wordt in de meerjarenreeks. Eventuele afwijkingen c.q. nieuwe maatregelen in de daarop volgende jaren dienen in het desbetreffende jaar (wederom) toegelicht te worden.

N.B. Bijzondere baten/lasten vloeien voort uit normale bedrijfsuitoefening, maar op grond van aard of omvang of het incidentele karakter worden deze apart gepresenteerd binnen het resultaat uit normale bedrijfsuitoefening (bijvoorbeeld een reorganisatie). Buitengewone baten en lasten (baten en lasten niet voortvloeiend uit de normale bedrijfsuitoefening) komen zelden voor en zijn daarom niet in het standaardmodel opgenomen.

Kasstroomoverzicht

De eindstand realisatie rekening-courant RHB t-2 en de beginstand vastgestelde begroting rekening courant RHB t-1 enerzijds en de eindstand vastgestelde begroting rekening courant RHB t-1 en de beginstand vastgestelde begroting rekening courant t sluiten vanwege verschillen tussen begroting en realisatie en de verschillende momenten van opstellen van de begrote cijfers niet op elkaar aan. Het is niet noodzakelijk dat ze op elkaar aansluiten. De posten 1 en 5 dienen alleen het rekening-courantsaldo bij de Rijkshoofdboekhouding weer te geven, exclusief kassaldo en betalingen onderweg.

Opmerkelijke ontwikkelingen in de verschillende kasstromen worden toegelicht.

Er wordt vermeld in welke soorten (im)materiële vaste activa is geïnvesteerd.

De uitsplitsing van de totale operationele kasstroom naar ontvangsten en uitgaven is verplicht per (ontwerp)begroting 2017. Eerdere toepassing wordt aanbevolen. Indien de uitsplitsing nog niet blijkt uit de begroting in eerdere jaren, dan kan volstaan worden in de betreffende kolom met vermelding van alleen het totaal van de operationele kasstroom.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Het overzicht bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel. Afhankelijk van het type agentschap bestaat de invulling van de doelmatigheidsparagraaf uiteindelijk uit een combinatie van generieke en specifieke doelmatigheidsindicatoren.

Het generieke deel bevat de meest gangbare doelmatigheidsindicatoren in meerjarig perspectief, en is voor alle agentschappen van toepassing. In het generieke deel zijn de volgende indicatoren opgenomen:

  • De (gemiddeld gewogen) kostprijs per product dan wel productgroep, waarbij er (in samenspraak met de departementale FEZ) gezocht dient te worden naar het juiste aggregatie-niveau;

  • Het (gemiddeld gewogen) tarief per uur (er wordt in principe gerapporteerd op basis van indices, maar er mag ook gerapporteerd worden op basis van reële tarieven, zodat er zicht wordt geboden op de reële tarief-ontwikkeling);

  • De totale omzet per product(groep);

  • Het totaal aantal fte werkzaam bij het agentschap per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur;

  • Het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten.

Ieder agentschap dient in het generieke deel van de tabel ten minste twee kwaliteitsindicatoren op te nemen. De minimaal twee te kiezen indicatoren dienen bij voorkeur ontleend te zijn aan bestaande prestatieafspraken tussen eigenaar, opdrachtgevers, en klanten. Voorbeelden van kwaliteitsindicatoren zijn: klanttevredenheid, doorlooptijd, behandeltijden, percentage toegewezen bezwaarschriften, beschikbaarheid/bereikbaarheid organisatie, etc.

Informatieve tekst

Verklarende variabelen: Een getal op zich krijgt pas meerwaarde en diepgang als het in perspectief wordt geplaatst. Daarom is een goede toelichting op de doelmatigheidsindicatoren van het grootste belang. In de toelichting wordt gebruik gemaakt van zogenaamde verklarende variabelen voor zover relevant. Het gaat hier om de voor het agentschap meest betekenisvolle variabelen. Aangegeven wordt waarom deze variabelen het meest inzicht geven in de doelmatigheid van de dienst. Naar keuze van de dienst kunnen deze getallen absoluut of geïndexeerd worden opgenomen.

Voorbeelden van verklarende variabelen zijn: percentage overhead, verhouding tussen directe en indirecte kosten, declarabiliteit, percentage externe inhuur, ziekteverzuim, wijzigingen in het ‘productieproces’ bijvoorbeeld als gevolg van toenemende complexiteit van regelgeving, wijzigingen als gevolg van een toe- of afname van de vraag naar producten of diensten, aantal locaties per organisatie-eenheid, nieuwe wetgeving, personeelsopbouw, etc.

N.B. Bij indexering dient gecorrigeerd te worden conform de reguliere jaarlijkse loon- en prijsbijstellingstabellen.