Model 3.11 - Leeswijzer jaarverslag

Voor dit onderdeel is geen standaardmodel voorgeschreven.

TOELICHTING

  • De leeswijzer volgt de opbouw van het jaarverslag.

  • Indien van toepassing wordt in de leeswijzer ingegaan op het onderscheid tussen begrotingsfinanciering en premiefinanciering.

  • Indien het jaarverslag (een) overzichtsconstructie(s) bevat, geeft de leeswijzer aan welke overzichtsconstructie dit is en op welk beleidsartikel de constructie te vinden is.

  • In de leeswijzer wordt aangegeven welke norm (absoluut en/of relatief) is gehanteerd voor het opnemen van toelichting bij de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar. Zie hiervoor model 3.22e, punt 1.

  • Afwijkingen van de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften in de vastgestelde begroting worden consistent doorgetrokken in het departementaal jaarverslag. Afwijkingen die reeds in de begroting zijn toegelicht, worden niet meer genoemd. Eventuele overige afwijkingen van de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften worden, na instemming van het Ministerie van Financiën, apart in de leeswijzer toegelicht.

  • In zowel de begroting als het jaarverslag wordt in de leeswijzer onder het kopje «Groeiparagraaf» kort aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in de begrotingsstukken zijn ten opzichte van het vorige jaar. Hierbij wordt niet vooruit gekeken naar nog te realiseren verbeteringen. Het verdient de voorkeur hierin aan te sluiten bij specifieke toezeggingen die voor het desbetreffende departement aan de Tweede Kamer zijn gedaan. De opname van deze verbeteringen in de leeswijzer komt voort uit een toezegging van de Minister van Financiën tijdens een Algemeen Overleg van 19 februari 2009.

  • De leeswijzer geeft aan waar in het jaarverslag aandacht wordt besteed aan de focusonderwerpen (zie brief).

  • Standaard wordt de volgende tekst in de leeswijzer overgenomen: Grondslagen voor de vastlegging en de waardering. De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

  • In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen (debat ter voorbereiding Europese Raad). Deze motie bepaalt dat in de departementale begrotingen moet worden aangegeven hoe omgegaan wordt met de aanbevelingen van de Raad (voor zover betrekking hebbend op het betreffende vakdepartement). Deze aanbevelingen worden jaarlijks medio juni bekend gemaakt. In de leeswijzer wordt bij het desbetreffende departement de volgende standaardtekst opgenomen: "In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten (zie Voorschriften) wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.

  • De niet-departementale begrotingen (I, IIA, IIB, IV, IXA, XVII en XVIII) hoeven geen apart centraal apparaatsartikel op te nemen in de begroting. Dit geldt tevens voor de departementale begroting III. In de leeswijzer van deze begrotingen wordt vermeld dat er sprake is van een afwijkend regime voor het centraal apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven van deze begrotingen worden wel inzichtelijk gemaakt in het jaarverslag conform de categorieën van apparaatsuitgaven, zoals vermeld in de Rijksbrede kostensoortentabel.

  • In de leeswijzer bij het jaarverslag van een fonds wordt aangegeven dat de apparaatsuitgaven/ontvangsten voor de uitvoering van het fonds zijn opgenomen bij het moederdepartement.

  • In de leeswijzer van begrotingen van eventuele programmaministeries wordt vermeld dat voor de uitvoering van het programma gebruik wordt gemaakt van het apparaat van een ander ministerie.