Model 3.33 - Jaarverantwoording van het agentschap ... per 31 december 20..

Verantwoording van agentschap voor het jaar 20.. (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie t-1 (4)

Baten

    

- Omzet

0

0

0

0

waarvan omzet moederdepartement

0

0

0

0

waarvan omzet overige departementen

0

0

0

0

waarvan omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

0

0

0

0

     

Lasten

    

Apparaatskosten

0

0

0

0

- Personele kosten

0

0

0

0

waarvan eigen personeel

0

0

0

0

waarvan inhuur externen

0

0

0

0

waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

- Materiële kosten

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

waarvan overige materiële kosten

0

0

0

0

Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten

0

0

0

0

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Materieel

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

0

0

0

waarvan dotaties voorzieningen

0

0

0

0

waarvan bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

0

0

0

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

0

0

0

Voorgestelde resultaatbestemming (bedragen x € 1.000)

Voorgestelde resultaatbestemming

Vastgestelde begroting

realisatie

Verschil

Realisatie t-1

(Voorgesteld het resultaat als volgt te verdelen)

    
     

Toevoeging/ onttrekking:

    

- Pok/Wau *

0

0

0

0

- Exploitatiereserve

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

0

0

0

* Naar aanleiding van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en het programma Werk aan Uitvoering (WaU) zijn middelen vrijgemaakt ter versterking van uitvoeringsorganisaties, waaronder agentschappen. Indien deze middelen zijn doorverdeeld aan een agentschap via een vermogensstorting, dient op deze regel de mutatie van de gevormde POK/Wau reserve verantwoord te worden in de jaarverantwoording van het agentschap.

TOELICHTING

  • Er wordt gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke beschrijving. Voor het totale aantal pagina’s per agentschap geldt een indicatieve norm van 5 bladzijden met een maximum van 10. Het betreft hier een uitgangspunt waar met instemming van het Ministerie van Financiën kan worden afgeweken.

  • Analyse van alle verschillen tussen begroting en realisatie, groter dan 10% van de oorspronkelijk vastgestelde begroting.

  • De omzet verdeeld naar productgroepen, en indien mogelijk een PxQ-onderbouwing (prijs maal hoeveelheid).

  • Bijdragen van het moederdepartement om het agentschap te ondersteunen als gevolg van het maximeren van doorberekende tarieven vallen niet onder omzet, maar worden als bijzondere baten verwerkt.

  • Bijdragen van het moederdepartement om het agentschap te ondersteunen in de bedrijfsvoering vallen niet onder omzet, maar worden als eigen vermogensmutatie verwerkt.

  • Een specificatie en toelichting van alle bijzondere baten en lasten.

  • Ingeval een negatief resultaat is gerealiseerd: de wijze waarop dit verlies wordt gedekt en welke maatregelen worden genomen om toekomstige verliezen te voorkomen.

  • Alle (sub)totalen dienen de som te zijn van onderliggende detail regels. Indien er één of meerdere «waarvan» wordt opgenomen welke niet gelijk is met of optelt tot het (sub)totaal dient er een «waarvan overig» te worden opgenomen.

  • De voorgestelde resultaatbestemming dient toegelicht te worden, waarbij het resultaat (saldo van baten en lasten) verdeeld wordt naar de reserves die gevormd zijn voor POK/Wau middelen en exploitatiereserve.

  • Het saldo van baten en lasten inclusief het agentschapsdeel Vpb-lasten dient hetzelfde te zijn als het saldo van baten en lasten in de tabel van de voorgestelde resultaatbestemming. N.B. Dit saldo van baten en lasten inclusief Vpb-lasten dient ook gelijk te zijn aan het saldo van baten en lasten in model 3.32 Samenvattende verantwoordingsstaat agentschap.

N.B. Bijzondere baten/lasten vloeien voort uit de normale bedrijfsuitoefening, maar op grond van aard of omvang of het incidentele karakter worden deze apart gepresenteerd binnen het resultaat uit de normale bedrijfsuitoefening (bijvoorbeeld een reorganisatie). Buitengewone baten en lasten (baten en lasten niet voortvloeiend uit de normale bedrijfsuitoefening) komen zelden voor en zijn daarom niet in het standaardmodel opgenomen.

Balans per 31 december 20.. (bedragen x € 1.000)
 

Balans t

Balans t-1

Activa

  

Vaste activa

  

Immateriële vaste activa

  

Materiële vaste activa

  

waarvan grond en gebouwen

  

waarvan machines en installaties

  

waarvan andere vaste bedrijfsmiddelen

  

waarvan vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald op materiële vaste activa

  

waarvan niet aan de bedrijfsuitvoering dienstbaar

  

Vlottende activa

  

Voorraden

  

waarvan grond- en hulpstoffen

  

waarvan onderhanden werk

  

waarvan gereed product en handelsgoederen

  

waarvan vooruitbetaald op voorraaden

  

Vorderingen

  

waarvan debiteuren

  

waarvan overige vorderingen

  

waarvan overlopende activa

  

Liquide middelen

  

Totaal activa:

  
   

Passiva

  

Eigen Vermogen

  

Bestemmingsfonds(en)

  

Pok / Wau reserve

  

Exploitatiereserve

  

Onverdeeld resultaat

  

Voorzieningen

  

Langlopende schulden

  

Leningen bij het Ministerie van Financiën

  

Kortlopende schulden

  

Crediteuren

  

Belastingen en premies sociale lasten

  

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

  

Overige schulden

  

Overlopende passiva

  

Totaal passiva

  
  • Voor het model van de balans is sprake van een stelselwijziging in de indeling en andere aspecten van de presentatie in de balans van een agentschap; dit omvat een wijziging in het groeperen, samenvoegen, ontleden en rangschikken van posten (zie RL 140). De vergelijkende cijfers van het voorafgaande boekjaar moeten worden aangepast aan de gewijzigde grondslag, waarbij de verschillen met de oorspronkelijke cijfers in de toelichting dienen te worden aangegeven (zie alinea 214 van RL 140).

  • Verloop en stand van de voorzieningen; de dotaties en onttrekkingen per voorziening worden uitgesplitst.

  • De ontwikkeling van het eigen vermogen in relatie tot het plafond van 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar.

  • Bij de posten Debiteuren, Nog te ontvangen, Crediteuren en Nog te betalen moet worden aangegeven welk deel van de stand per 31-12 vorderingen/schulden betreft tussen:

    • het agentschap en het moederdepartement;

    • het agentschap en andere ministeries (inclusief agentschappen);

    • het agentschap en derden (buiten het Rijk).

  • Financiële vaste activa en andere langlopende schulden dan leningen bij het Ministerie van Financiën zijn alleen van toepassing en dienen te worden verantwoord na goedkeuring van het Ministerie van Financiën.

  • Onderhanden projecten zijn niet excpliciet in het model opgenomen maar dienen indien van toepassing wel te worden verwerkt. Daarnaast kan de post ‘onderhanden projecten’ zowel op de actiefzijde als passiefzijde worden gepresenteerd. Het onderhanden project wordt afzonderlijk in de balans onder vlottende activa gepresenteerd tussen voorraden en vorderingen indien dit een debetstand vertoont. Het onderhanden project wordt afzonderlijk in de balans onder de kortlopende schulden gepresenteerd indien dit een creditstand betreft.

Kasstroomoverzicht over het jaar 20.. (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

1.

Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen

0

0

0

 

totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

0

0

0

 

totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

0

0

0

 

totaal investeringen (-/-)

0

0

0

 

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

 

aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4)

0

0

0

  • Verschillen tussen begroting en realisatie groter dan 10% van de oorspronkelijk vastgestelde begroting worden toegelicht.

  • Er wordt vermeld in welke soorten (im)materiële vaste activa is geïnvesteerd.

  • Indien het agentschap in de jaarrekening het kasstroomoverzicht presenteert op basis van de indirecte methode, zoals opgenomen in RJ 360, dan wordt in de toelichting op het kasstroomoverzicht in de jaarrekening de uitsplitsing van de operationele kasstroom toegelicht, namelijk de uitsplitsing naar de ontvangsten en de uitgaven die tezamen deze operationele kasstroom vormen.

  • Indien de uitsplitsing van de operationele kasstroom naar ontvangsten en uitgaven nog niet is opgenomen in de vastgestelde begroting, dan kan volstaan worden in kolom 1 «Vastgestelde begroting» en kolom 3 «Verschil realisatie en vastgestelde begroting» met vermelding van alleen het totaal van de operationele kasstroom.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 20..
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

t-3

t-2

t-1

t

t

Omschrijving Generiek Deel

     

Kostprijzen per product (groep)

0

0

0

0

0

Tarieven/uur

0

0

0

0

0

Omzet per productgroep (PxQ)

0

0

0

0

0

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten (%)

...

...

...

...

...

Kwaliteitsindicator 1

...

...

...

...

...

Kwaliteitsindicator 2

...

...

...

...

...

Overzicht aanvullende agentschapsindicatoren per 31 december 20..

<aanvulling basismodel per agentschap>

Ieder agentschap dient ten minste drie indicatoren op te nemen die een beeld geven van de publieke waarde van het agentschap: het doelbereik, de kwaliteit van dienstverlening, de doelmatigheid en de mate van transparantie en verloop van processen. Voorbeelden van zijn: aantal behandelde verzoeken, klanttevredenheid, doorlooptijden, behandeltijden, kostprijzen per product, gemiddelde tarieven per uur, percentage toegewezen bezwaarschriften, beschikbaarheid/bereikbaarheid organisatie, etc. De minimaal drie te kiezen indicatoren dienen bij voorkeur ontleend te zijn aan bestaande meerjarige werkafsprakentussen het agentschap, de beleidsverantwoordelijke(n), en de continuïteitsverantwoordelijke. Er dient te worden gekozen voor de meest betekenisvolle indicatoren in meerjarig perspectief, in de context van het specifieke agentschap.

Verklarende variabelen: een getal op zich krijgt pas meerwaarde en diepgang als het in perspectief w rdt geplaatst. Daarom is een goede toelichting op de indicatoren van het grootste belang. In de toelichting wordt gebruik gemaakt van zogenaamde verklarende variabelen voor zover relevant. Het gaat hier om de voor het agentschap meest betekenisvolle variabelen.

Voorbeelden van verklarende variabelen zijn: wijzigingen in het ‘productieproces’ bijvoorbeeld als gevolg van toenemende complexiteit van regelgeving, wijzigingen als gevolg van een toe- of afname van de vraag naar producten of diensten, aantal locaties per organisatie-eenheid, nieuwe wetgeving, percentage overhead, verhouding tussen directe en indirecte kosten, declarabiliteit, percentage externe inhuur, ziekteverzuim, personeelsopbouw, etc. Bij indexering dient gecorrigeerd te worden conform de reguliere jaarlijkse loon- en prijsbijstellingstabellen.