De suppletoire begrotingen (exclusief de Slotwet)
Artikelen 2.2, 2.5, 2.6, 2.22, 2.25, 2.27 en 2.28 van de Comptabiliteitswet 2016
Bepalingen
Het voorstel van wet tot wijziging van de begroting (in casu de suppletoire begroting bestaan uit de volgende onderdelen:
Het wetslichaam (conform model 2.10 of conform model 2.20);
Eén of meer begrotingsstaten te weten:
de departementale begrotingsstaat (conform model 2.11 of conform model 2.21);
eventueel de begrotingsstaat van de agentschappen (conform model 2.12 of model 2.22);
de begrotingsstaat van het begrotingsfonds indien ook de oorspronkelijke begrotingsstaat van het begrotingsfonds met de oorspronkelijke begrotingsstaat van de departementale begroting in één begrotingswetsvoorstel is opgenomen (conform model 2.13 of model 2.23).
De memorie van toelichting (conform model 2.14 of model 2.24).
Wanneer op zeer korte termijn een beleidsaanpassing moet worden doorgevoerd die meer geld gaat kosten dan in de ontwerpbegroting voor het beleid is geraamd (tussentijdse begrotingswijziging), meldt de minister dit aan de Eerste en Tweede Kamer in een brief. Hij geeft daarin aan welke consequenties voor de begroting de beleidsaanpassing zal hebben en licht de beleidsaanpassing toe. De budgettaire consequenties worden indien mogelijk gepresenteerd met gebruikmaking van de modellen voor de suppletoire begrotingsstaat.
TOELICHTING
Voor het budgettair voorbereidende traject en het wetgevende traject van een suppletoire begroting vóór de indiening bij de Tweede Kamer wordt de daarvoor geldende uiterste datum in het tijdschema van deze Regeling rijksbegrotingsvoorschriften aangehouden.
In bijzondere situaties kan een incidentele suppletoire begroting worden opgesteld. Dat kan zin hebben in het begin van een begrotingsjaar als de ontwerpbegroting zich in een zodanig stadium van vaststelling bevindt, dat daarin bij een nota van wijziging geen wijziging meer kan worden aangebracht, bijvoorbeeld als de ontwerpbegroting al door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is vastgesteld, en de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota niet op korte termijn bij de Kamers wordt ingediend. Hiertoe kan in overleg met de Minister van Financiën worden besloten. Voor een incidentele suppletoire begroting zijn de bepalingen voor de suppletoire begrotingen zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.
Indien na de vaststelling door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer van de tweede suppletoire begroting (Najaarsnota) zich nog een beleidsmatige mutatie aandient die leidt tot een overschrijding van het goedgekeurde verplichtingen- en/of uitgavenbudget op begrotingsartikelniveau, dan wordt deze mutatie uit hoofde van het budgetrecht zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gemeld. Dit meldplicht geldt ook voor overige majeure of politiek relevante mutaties. Vanuit oogpunt van informatievoorziening wordt deze mutatie uiterlijk drie dagen voor het kerstreces schriftelijk aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gemeld (zie tijdschema). Daarna wordt de mutatie ter autorisatie in de Slotwet verwerkt.
Toelichting: 1a. Wetslichaam
Het wetslichaam bevat de wetsartikelen die de wijzigingen regelen van de bij de suppletoire begroting behorende begrotingsstaten.
Toelichting: 1b.Begrotingsstaat
Een begrotingsstaat bij een suppletoire begroting bevat, uitgaande van de oorspronkelijk vastgestelde begrotingsstaat en de daarin bij een eerdere suppletoire begroting aangebrachte wijzigingen, een extra kolom waarin de wijzigingen van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, dan wel van de baten, de lasten, de kapitaaluitgaven en de kapitaalontvangsten worden opgenomen, één en ander conform model 2.11, model 2.12, model 2.22, model 2.13 of model 2.23.
Toelichting: 1c. Memorie van toelichting
De memorie van toelichting bij een suppletoire begroting bevat een (artikelsgewijze) toelichting bij de wetsartikelen, een (begrotings)toelichting bij de begrotingsstaten en zo nodig een inhoudsopgave, een en ander conform model 2.14 of model 2.24.
De begrotingstoelichting bevat een leeswijzer en een overzichtstabel conform model 2.17 of model 2.28, waarin de majeure beleidsmatig relevante uitgaven- en ontvangstenmutaties voor het uitvoeringsjaar worden gepresenteerd met een daarbij behorende toelichting. De toelichting geeft beleidsrelevante informatie.
De begrotingstoelichting bevat voorts per beleidsartikel de tabel Budgettaire gevolgen van beleid conform model 2.15 en/of model 2.15a (Voorjaarsnota) of model 2.25 en/of model 2.25a (Najaarsnota). De tabel Budgettaire gevolgen van beleid Voorjaarsnota bevat begrotingsmutaties met een meerjarige doorwerking voor de jaren t+1 tot en met t+4. Reden hiervoor is het begrotingsvoorbereidende karakter van deze nota (hoofdbesluitvormingsmoment). De tabel Budgettaire gevolgen van beleid Najaarsnota bevat begrotingsmutaties zonder meerjarige doorwerking, tenzij in een incidenteel geval met instemming van het Ministerie van Financiën anders wordt beslist. De budgetflexibiliteit is opgenomen in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid. De begrotingstoelichting bevat per beleidsartikel alleen aangepaste beleidsmatige en cijfermatige veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming, indien naar het oordeel van de betrokken minister sprake is van een substantiële wijziging in deze veronderstellingen ten opzichte van de veronderstellingen waarvan in de ontwerpbegroting is uitgegaan.
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid worden alle mutaties, zowel beleidsmatig relevante als technische mutaties, opgenomen; alleen de beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan staffel opgenomen in de relevante modellen (zoals 2.15 en 2.25) worden op het niveau van de Financiële Instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
De stand van de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnotastand) bevat mutaties vanaf de stand van de ontwerpbegroting. De stand van de 2e suppletoire begroting (Najaarsnotastand) behelst de mutaties vanaf de stand van de 1e suppletoire begroting. Dit biedt de Staten-Generaal beleidsmatig relevante en duidelijke aangrijpingspunten om de begrotingsuitvoering te volgen en eventueel wijzigingen voor te stellen. Een verdiepingshoofdstuk per beleidsartikel kan achterwege blijven.
De tabel Budgettaire gevolgen van beleid is tevens de basis om uitvoering te geven aan het onderdeel van de motie-Van Walsem (Kamerstukken II, 26.573, nr. 55), waarin de regering wordt opgeroepen «beleidsmatig relevante mutaties tussen de artikelonderdelen bij (suppletoire) begrotingen aan beide Kamers te vermelden en financieel en inhoudelijk toe te lichten». Alle beleidsmatig relevante wijzigingen binnen een artikel - ook als die niet leiden tot een mutatie op artikelniveau - worden aan de Kamers voorgelegd. Er kan een departementsspecifieke invulling aan het begrip «beleidsmatig relevant» worden gegeven; bij die invulling wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de afspraken die daarover zijn gemaakt tussen vakministers en de betrokken Vaste Kamercommissies. De beleidsrelevante begrotingsmutaties in de suppletoire begrotingen worden waar zinvol en relevant toegelicht. Er wordt aangegeven welke norm (absoluut en/of relatief) is gehanteerd bij het opnemen van een toelichting bij de mutaties.
Agentschap
Een suppletoire begroting waarin mutaties van één of meerdere agentschappen worden opgenomen bevat in ieder geval een financiele staat van agentschappen (zie model 2.12 of model 2.22), een overzicht van ontvangsten en uitgaven (zie model 2.18a of model 2.29a) danwel baten en lasten (zie model 2.18 of model 2.29a) en alleen voor baten-lastenagentschappen ook een kasstroomoverzicht (zie model 2.18 of model 2.29).
Een agentschap is verplicht in het eerste jaar als agentschap een definitieve openingssaldibalans danwel openingsbalans (zie model 4.52 of model 4.52a) op te nemen in de suppletoire begroting naar aanleiding van de Voorjaarsnota van dat begrotingsjaar.
Bij de agentschappen, worden de verschillen tussen de realisaties en de begroting in ieder geval via de Slotwet voorgelegd aan de Staten-Generaal. Afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting worden echter ook tussentijds, dat wil zeggen via een suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota of middels een suppletoire begroting samenhangende met de Najaarsnota, aan de Staten-Generaal voorgelegd, indien deze cumulatief (in totaal) meer dan 5% van de oorspronkelijke begroting of cumulatief (in totaal) meer dan € 20 mln. bedragen. Er wordt gebruik gemaakt van de voorgeschreven modellen.
Toelichting: 2. Aankondiging tussentijdse begrotingswijziging
In buitengewone situaties bij de uitvoering van beleid, wanneer een spoedeisende, beleidsmatige begrotingswijziging niet tijdig via de reguliere suppletoire begrotingswetsprocedure kan worden vastgesteld, moeten soms maatregelen genomen worden met budgettaire consequenties die niet voorzien zijn in de begroting. Een voorbeeld hiervan is de recente kredietcrisis. De Minister van Financiën heeft aan de Kamer toegezegd dat de presentatie van de informatie over de gevolgen voor de begroting op begrotingsachtige wijze zal worden gepresenteerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 371, nr. 79, blz. 4).
In het algemeen worden drie soorten begrotingswijzigingen onderscheiden; beleidsmatige wijzigingen, exogene wijzigingen en administratieve wijzigingen.
Onder Beleidsmatige wijzigingen worden wijzigingen in de begrotingsartikelen verstaan die voortvloeien uit beleidsmatige beslissingen en/of wijzigingen in de begrotingsartikelen met financiële consequenties. Er moet derhalve een besluit aan ten grondslag liggen.
Exogene begrotingswijzigingen worden veroorzaakt door externe factoren. Te denken valt aan een groter beroep op een regeling dan waarmee bij de ontwerp-begroting rekening werd gehouden. Daarbij maakt het verschil of de regeling een open-einde-karakter heeft of dat er voor de regeling een subsidieplafond is vastgesteld. In het eerste geval zal aan het hogere beroep gevolg gegeven moeten worden, ook als daartoe op de begrotingsartikelen onvoldoende middelen zijn uitgetrokken. De noodzakelijke verhoging is onvermijdelijk, daar deze dan kennelijk politiek of bestuurlijk wenselijk is.
In geval van bovenstaande twee begrotingswijzigingen moet met de uitvoering gewacht worden totdat de instemming van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer is verkregen via de vaststelling van de suppletoire begroting.
Administratieve begrotingswijzigingen zijn wijzigingen van boekhoudkundige aard of wijzigingen die voortvloeien uit controlebevindingen. In het algemeen hoeven dergelijke wijzigingen niet in een suppletoire begroting te worden opgenomen. Zij kunnen als slotwetswijzigingen worden verwerkt.